oefening op het inoefenen van de basiswerkwoorden
klik
HIER
Dit zijn de verschillende onderdelen, klik op een blauwe link voor verdere oefeningen:
- Se rencontrer mini dialogues
- être / avoir
- se présenter
- les verbes réguliers en 'er' - de regelmatige werkwoorden op 'er'
- les articles
- les liens de famille : l'arbre généalogique
- Le pluriel des noms
- L'adectif possessif
- les adjectifs
Dit zijn de verschillende onderdelen, klik op een blauwe link voor verdere oefeningen:
- Les adjectifs cardinaux : de hoofdtelwoorden
- Les adjectifs ordinaux: de rangtelwoorden
- Les jours: de dagen
- Les mois: de maanden et Les saisons: de seizoenen
- Quelle heure est-il ? Hoe laat is het?
- Les moments de la journée: de momenten van de dag
- La phrase affirmative: de bestigende zin
- La négation ne ... pas / n'... pas: De ontkenning niet / geen
- La négation ne ... plus / ne.. jamais: De ontkenning niet meer / nooit
- La phrase interrogative: De vraagzin
- La question avec mot interrogatif: De vraagwoordvraag (qui – quoi – comment – où - quand)
Dit zijn de verschillende onderdelen, klik op een blauwe link voor verdere oefeningen:
- Les vêtements : herhalingsoefeningen op de kledingstukken
- Les verbes